Gezinsinkomen bepalend bij middelen voor huishoudelijke hulp vanuit WMO

Tijdens de raadsvergadering van 28 september jl. was er een voorstel om gezinsinkomen bepalend te laten zijn bij de beoordeling of iemand in aanmerking komt voor vergoeding vanuit WMO (Wet Maatschappelijke Ondersteuning) middelen voor huishoudelijke hulp. Wettelijk kan dit nog niet maar er is te weinig geld en te weinig beschikbaar personeel zodat hierbij geldt wat het zwaarst is het zwaarst moet wegen. Dat daarbij de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen is voor onze fractie een verdedigbaar principe.

Ook wij zijn van mening dat het geld vanuit de WMO dat beschikbaar is voor huishoudelijke ondersteuning terecht moet komen bij de mensen die dat het hardst nodig hebben. Dat er een grens wordt gesteld waarbij mensen zelf hulp moeten zoeken en betalen, kunnen wij daarom ondersteunen. De vraag is wel waar die grens dan moet liggen. Hoewel we ons bewust zijn van het feit dat elke grens te betwisten is hebben wij reden om niet akkoord te gaan met de grens van 185% van het brutominimumloon zoals het college voorstelde. Wij hebben daarvoor een aantal argumenten:

  • Het is een gegeven dat te veel mensen te weinig middelen hebben om rond te komen. Het sociaal minimum te laag is om te voorzien in het bestaansminimum. Onafhankelijkonderzoek heeft dit uitgewezen en ook de politieke partijen van links tot rechts accepteren dit als een feit. Ook het verhogen van het minimumloon wordt breed gedragen. Het college baseert zich dus op een feitelijk te laag basisinkomen om de 185% te berekenen.
  • De afgelopen 2 jaar zijn de kosten van boodschappen, energie, benzine enorm gestegen. Het rijk heeft dat deels gecompenseerd bijv. dit jaar door het energieplafond en eerder door lage inkomens een energietoeslag uit te keren. Dat houdt grotendeels op vanaf 2024 waardoor mensen voor hogere uitgaven komen te staan. Daarbij stijgt de zorgpremie ook fors wat mensen met minder inkomen hard treft.
  • Het Nibud berekent wat mensen in verschillende gezinssituaties nodig hebben als minimum. Daaruit blijkt dat er in een aantal situaties nauwelijks ruimte is om zelf hulp te bekostigen bij deze grens van 185%.

Daarom heeft onze fractie het initiatief genomen een amendement in te dienen om deze grens hoger te leggen, naar 200%. De SP en LLvC hebben dit amendement samen met ons ingediend. Na uitgebreide discussie in de raadsvergadering heeft de meerderheid (20 – 17) tegen het amendement gestemd en is de inkomensgrens op 185% van het brutominimumloon gebleven.

Dat heeft ertoe geleid dat wij, ondanks het feit dat we niet tegen de achterliggende gedachte in het voorstel zijn, tegen het voorstel hebben gestemd. Door de grens op het niveau te leggen waartoe nu besloten is komen mensen die het financieel al moeilijk hebben in de problemen. Dit is onze oprechte overtuiging en daar willen we niet de verantwoordelijkheid voor nemen.

We zullen intensief volgen hoe dit besluit in de praktijk uitpakt en als het nodig is met verbetervoorstellen komen.